Reacties op kamerbrief Fundamentele Herijking onderwijs van minister Paul

11-04-2024

 

Het onderwijsveld reageert op de sturingsbrief die minister Paul aan de Tweede Kamer heeft gestuurd op 5 april naar aanleiding van het IBO-rapport. Uit de Kamerbrief van demissionair minister Paul rondom sturing in het funderend onderwijs blijkt, dat OCW deze sturingsoverload terug wil dringen door méér centrale sturing.

Een gemiste kans, vindt de PO-Raad. De grote uitdagingen in de sector los je niet op met meer regelgeving. De VO-Raad reageert soortgelijk. In de brief die minister Paul nu naar de Kamer stuurt, geeft zij een analyse van de opbrengst van de besprekingen die het afgelopen jaar met het veld plaatsvonden en werkt zij drie scenario's uit rond sturing, bekostiging en zeggenschap. De VO-raad constateert dat met deze beperkte focus de minister geen recht doet aan de fundamentele analyse van het IBO-rapport.

De overdaad aan sturing zal niet afnemen. In plaats van rust en ruimte te scheppen voor besturen, schoolleiders en leraren dreigt het aantal regels en (financiële) maatregelen alleen maar toe te nemen.

Volgens Verus is het pijnlijk om te zien dat er opnieuw een schijntegenstelling wordt gecreëerd tussen besturen en 'de scholen'. In een reactie op LinkedIn legt bestuursvoorzitter Berend Kamphuis de vinger bij de diagnose van de minister.

'De diagnose klopt niet. Door de problemen te typeren als sturingsproblemen verschaft de minister zichzelf de legitimatie en het geloof dat deze herijking gaat helpen.

Het zal niet zo zijn. Wás het maar een sturingsprobleem. Het zit dieper. Er is een verandering van perspectief op het onderwijs nodig. Het louter instrumenteel benaderen van het onderwijs, als een zo effectief en efficiënt mogelijke generator van vooraf bepaalde opbrengsten loopt al langer tegen de eigen grenzen aan. Deze zichzelf aanjagende benadering is zélf medeoorzaak van de dalende onderwijskwaliteit. Op andere terreinen -milieu/klimaat, ruimtelijke ordening, relatie overheid-samenleving-worden de grenzen van de 'moderne' ambities van beheersing en controle (h)erkend. De koers wordt verlegd naar een menselijker benadering, die de context en de eigen, lokale ambities en wensen serieus neemt. In het onderwijs echter dendert de trein door. Beetje raar.

Het hele debat zal op een ander spoor gezet moeten worden. Verandering van perspectief. Zijn leerlingen een (potentieel) probleem/risico, of heten we hen welkom als onmisbare bouwers van de samenleving? Zijn ouders (potentiële) lastposten, of mogen ze werkelijk mede-dragers van de school als gemeenschap worden? Nog een extra MR-bevoegdheid lost de gevoelde afstand echt niet op. Stelt de politiek de doelen vast en verschaft ze opdrachten, en blijven besturen, scholen en docenten dus uitvoerders, of mobiliseren we alle krachten binnen de instelling/school om zelf antwoord te geven op de vraag wat de opdracht van hún onderwijs is in deze veeleisende tijd?

Denkrichtingen en scenario's
In de uitgebreide brief van de minister wordt geconstateerd dat het niet te zeggen valt of een veel centralere sturing vanuit de overheid of een meer decentrale sturing per definitie tot de beste uitkomsten leidt. Een belangrijke centrale gedachte is om wel een consistente keuze te maken voor de manier van sturen, en daaraan vast te houden bij nieuwe beleidswensen. Dit sluit aan bij de constatering van de Onderwijsraad dat door inconsistente sturing en tegenstrijdige verwachtingen besturen in een ingewikkelde positie zijn gekomen. Vervolgens formuleert de minister in voorzichtige termen vijf denkrichtingen, op basis waarvan een keuze gemaakt zou moeten worden.

  1. Het lijkt wenselijk dat de overheid regie over het onderwijs meer ter hand neemt.
  2. Het lijkt wenselijk om aan de hand van een langetermijnaanpak en/of langjarige doelen de prioritaire thema's basisvaardigheden, kansengelijkheid en het leraren- en schoolleiderstekort aan te pakken.
  3. Het lijkt wenselijk om voor structurele taken structureel bekostiging te verstrekken.
  4. Voor alle actoren lijkt verdere professionalisering van belang.
  5. Het lijkt wenselijk dat samenwerking de norm wordt.

Deze vijf denkrichtingen worden tenslotte uitgewerkt in drie sturingsscenario's: een scenario waarin besturen aan zet zijn (A), een scenario waarin er geen besturen meer bestaan en scholen aan zet zijn (C) en een tussenvariant (B). De scenario's zijn op hoofdlijnen uitgewerkt: dit betekent dat de voorstellen bijvoorbeeld niet getoetst zijn op uitvoerbaarheid, draagvlak in het onderwijsveld en financiële implicaties.

Positie minister Paul
Voor minister Paul is het beperkte inzicht op de effecten van de verschillende scenario's geen verhindering om alvast een standpunt in te nemen. Voor haar biedt de tussenvariant (scenario B) "momenteel de beste denkrichting". Wel waarschuwt de minister alvast voor de gevolgen van het meest verstrekkende scenario, waarin de besturen worden afgeschaft: dit kan "de broodnodige samenwerking tussen scholen onder druk zetten, het gaat afleiden van de grote uitdagingen in het onderwijs waar iedereen momenteel hard aan werkt en dat dit scenario lastig te absorberen en uit te voeren is door scholen en uitvoerders."

Denk me
Binnen de vereniging Verus wordt het denken over de positie en verhoudingen van schoolbesturen gedaan onder de noemer 'geïnspireerd goed besturen'. Voor Verus is het belangrijk dat goed bestuur altijd wordt geplaatst in de context van goed onderwijs. Hoe slagen we er in om de bestuurlijke ruimte zo in te richten dat goed onderwijs tot stand kan komen? Het gesprek met de leden zet Verus natuurlijk voort. Wil je meedenken over dit thema, neem dan contact met Verus op.

Bronnen: Rijksoverheid, PO-Raad, VO-Raad, Verus



« Terug naar het overzicht