Lerarentekort minder groot dan verwacht, maar nog steeds te groot

02-01-2020

 

In een jaarlijkste brief van Minister van Engelshoven aan de Tweede Kamer wordt de belangrijkste informatie over de onderwijsarbeidsmarkt op een rij gezet, gebaseerd op recente gegevens en rapportages.

In deze brief worden alleen feitelijke zaken over de arbeidsmarkt samengevat. De Kamer wordt apart geïnformeerd over het lerarenbeleid. In deze arbeidsmarktbrief van december 2019 staat: ‘De nieuwe raming geeft aan dat, voor het schooljaar 2024/25, bij gelijkblijvende omstandigheden, een tekort van circa 1.970 fte aan leraren verwacht wordt bovenop de huidige situatie. De voorspelde tekorten pakken lager uit dan in de vorige raming was voorspeld.”

Dit is een verschil met de arbeidsmarktbrief van januari 2019 waarin stond: ‘De nieuwe raming geeft aan dat, voor het schooljaar 2023/24, bij gelijkblijvende omstandigheden, een tekort van circa 4.200 fte aan leraren verwacht wordt’.

CentERdata geeft de volgende duiding van de verschillen:

  1. De vorige raming was gebaseerd op het personeelsbestand van oktober 2016, waarmee nu dus een sprong van 2 jaar is gemaakt. Als we de nu voorspelde tekorten met die uit de voorgaande raming vergelijken is het allereerst relevant om nogmaals op te merken dat bij iedere raming voor het po en vo weer vanaf een niveau van nul tekorten in het startjaar (hier 2018) wordt gestart, want tekorten kunnen we in de bestanden niet zien.
  2. Bovendien zijn we in de nieuwe raming overgestapt op het presenteren van resultaten bij een neutraal conjunctuurverloop in plaats van een optimistisch conjunctuurverloop.
  3. Beide punten verlagen de getoonde voorspelde tekorten. Als we voor deze punten (1) en (2) in de vergelijking corrigeren, dan is het voorspelde tekort in het po in 2024 alsnog bijna 1.300 fte lager dan in de voorgaande raming. Ondanks het slechte nieuws van de doorzettende tekorten is dit een positieve ontwikkeling.

Beleid en gedrag

Volgens CentERdata hebben zich ten opzichte van de voorgaande raming in twee jaar tijd een aantal gedragsveranderingen voorgedaan.

  1. In het verleden nam de betrekkingsomvang van degenen die in het onderwijs bleven werken gemiddeld af, maar deze afname is sterk verminderd. Dit is een duidelijke gedragsverandering bij de deeltijdwerkers.
  1. Voorts is de instroom in 2018 van leraren in het po relatief hoog geweest, mogelijk mede ten gevolge van het beschikbaar stellen van de zogeheten werkdrukmiddelen, hetgeen een beleidseffect betreft, en extra zijinstroom en meer instroom uit de stille reserve. Op de laatste twee punten is ook intensief beleid gevoerd. In aanvulling op punt (5) zegt CentERdata in zijn rapport: ‘Uit de cijfers van DUO blijkt dat zich in 2018 inderdaad een onverwacht grote instroom van leraren heeft voorgedaan onder het regulier personeel. Omdat er niet veel meer leerlingen zijn dan voorheen gedacht, zou dit betekenen dat er veel meer leraren per leerling werkzaam zijn. De vraag werpt zich op hoe zich dit verhoudt tot de geluiden uit het veld dat juist sprake is van ernstige tekorten aan leraren. Vooralsnog lijkt het er op dat met behulp van de toegekende werkdrukmiddelen extra leerkrachten zijn aangenomen, deels als zij-instromer, deels uit de stille reserve, waarin zich ook afgestudeerde leraren bevinden die al langere tijd geen baan in het po hebben kunnen vinden.’

Naast een verandering in de methodiek/aanpak van de ramingen, zijn er aanwijzingen dat:

  • Zittende leraren een groter dienstverband aanhouden dan in het verleden (mogelijk onder invloed van het ervaren tekort bij hen op school)
  • Met de extra werkdrukmiddelen hebben scholen extra personeel aangetrokken.
  • Het aantal leraren is recentelijk fors toegenomen. Aangezien de pabo niet (veel) meer afgestudeerden heeft afgeleverd is de veronderstelling dat deze groei van het aantal leraren vooral tot stand is gekomen door zij-instroom en instroom uit de stille reserve.

Lees het hele artikel en bekijk het onderzoeksrapport

Bron: Arbeidsmarktplatform PO



« Terug naar het overzicht